BLOG EXTRA | Maak buiten je thuis!

Dood en verderf


Door een bug (gokje) word in wordpress overal het woord m o o i  in hoofdletters geschreven. Omdat ik het toch wil blijven gebruiken heb ik het nu maar als m-ooi geschreven.

Dood en Verderf!

‘Doen en Laten’, was ook een m-ooie titel geweest voor dit blog. Het was het onderwerp van een kort verhaal op de boekpresentatie van het boek ‘Terug naar Rottumerplaat’ van Aaldrik Pot en Nicolette Branderhorst.

Het is het vogelwachtersdagboek van hun tijd op Rottumerplaat. Een van de dingen waar ze tegenaan lopen en in het boek over schrijven, zijn de dood-en-leven verhalen om hen heen op het eiland.

Ik denk dat je nergens zo te maken hebt met dood en leven als op een strand. Ik kan me geen enkele strandwandeling herinneren zonder ‘iets doods’ te hebben gevonden.

 

Op cursussen heb ik het wel eens over de bloemetjes-bijtjes romantiek verhalen die veel mensen nou eenmaal het liefste willen horen als het over natuur gaat. Maar de praktijk is wel even anders. De cheeta die een impala tegen de grond harkt in een documentaire van National Geographic, lijkt veilig en heel ver weg, maar ook in je eigen tuin is het elke dag moord en doodslag.

Pas hoorde ik nog weer dat 50 % van de wolven pups hun 1e verjaardag niet halen. Omdat ze ‘het’ gewoon niet kunnen of niet snappen, ze zijn op de een of andere manier niet goed genoeg en vallen af. In dit geval vallen ze dood neer. Zo gaat dat buiten.

We zijn een paar dagen aan zee. Ook nu vind ik al snel ‘iets doods’; het skelet van een zeehond. Gebleekt door de zon, half ondergestoven door het zand. De bek open. Dood kan ook m-ooi zijn.
Later vinden we het tegenovergestelde: een enorme berg stinkend vlees. Weer een zeehond. Het wemelt van de meeuwen prenten rond het kadaver, maar de huid is zo taai, dat ze er niet veel mee kunnen. De huid schermt al het vlees eronder als een soort pantser af. Zonde, het is een hele bak voer voor velen?!

Een heel vers dood jong zeehondje is vondst nummer drie.
Prachtig om hem zo eens te kunnen bekijken. Een vacht als satijn, de navelstreng zit nog aan de buik. Die is maar een paar dagen oud en is toen, om wat voor reden ook, afgevallen.

In de loop van de komende dagen wordt dit lijkje heel regelmatig bezocht door kraaien, meeuwen en heel veel vliegen. Voor mij als prenten-man, enorm leuk om daar naar te kijken. Bovenwinds, dat wel!

 

 

 

 

 

En daar sta ik dan, op een eindeloos lijkend strand. Er is maar één bultje in die totale vlakte van zand en leegte te zien en dat trekt mijn aandacht.
Ik loop erheen en als ik wat dichterbij ben, zie ik dat het twee huilers zijn. Jonge zeehondjes. Zonder moeder in de buurt. En de zee heel erg weg. Ook dat nog.
Ik denk dat ze al dood zijn en geef een ervan voorzichtig een zetje. Meteen gaat er een kop omhoog en even later die van nummer twee ook. Ze leven allebei nog! Ze hebben nog nooit een mens gezien en kijken mij met hun enorme zwarte knikkers aan. Gelukkig huilen ze niet.

Wat doe je dan. 

Moet je trouwens wel iets doen? En waarom dan?
Ik loop door. Nagestaard door de ansichtkaart zeehondjes. Misschien komt hun moeder nog langs, denk ik tegen beter weten in.

De volgende dag kan ik het niet laten om toch weer te gaan kijken. Al die tijd heeft de zon genadeloos lopen branden. Het is lastig oriënteren op die vlakte zonder iets om je op te richten, daarom had ik er gisteren nog een kleine tak vlakbij in het zand gestoken. Maar zelfs die is lastig te vinden.

Na enig zoeken zie ik dezelfde zeehondjes in de verte liggen. Er staat een harde wind en mijn blote benen en voeten worden gezandstraald als ik naar ze toe loop.

Ze liggen op precies dezelfde plek als gisteren. Dus geen moeder die langs is geweest…

 

 

Nu zit er totaal geen beweging in het tweetal. Sterker nog, ze worden al letterlijk door de wind onder het stuivende zand begraven. Ik hoop dat ze snel zijn doodgegaan denk ik, als ik een van de lijfjes toch zie bewegen. Hij ademt nog! Ook nummer twee, gisteren duidelijk al de zwakste, ‘doet het nog’, terwijl die al letterlijk op een hoop zand lijkt.

Eén kop gaat omhoog. Ook dat nog. Shit.

Wat doe je dan? Moet je iets doen- en waarom?

En ook al zou ik ze willen afmaken; hoe dan? Ik heb niks bij me. Altijd ligt er wel ergens drijfhout op een strand, daarmee zou ik ze een klap op hun kop kunnen geven. Maar nu ligt hier helemaal niets. 

Daar sta ik dan, op dat eindeloze strand!

 

 

Ik besluit om niks te doen. “Als ze 2 kilometer verderop lagen had ik ze nooit gezien en was hun lot hetzelfde geweest”. “Die andere met-die-satijn-vacht is ook dood en door niemand gevonden”, bedenk ik en daar heb ik wel vrede mee. De natuur is fantastisch. En keihard tegelijk.

Zo gaat dat buiten.

“En als t nou een zeldzaam dier was geweest, wat dan?”

Deze- en genoeg andere vragen heb ik, als ik weer terugloop.



Reacties op dit artikel:
  1. John van Zanen schreef:

    Mooi geschreven Rene, niet makkelijk om niets te doen. Vaak weet je pas achteraf wat de juiste keuze was. Ik heb niet al te lang geleden in de Franse Ardennen ook voor de zelfde keuze gestaan. Toen wel wat geprobeerd, maar het mocht niet baten. Slachtoffer was al te ver heen.

  2. Willem den Hartog schreef:

    Goed gedaan René! De mens dient zich ondergeschikt op te stellen aan onze nog immer verstandige moeder natuur.
    Al te vaak heeft de mens actie ondernomen recht tegen de wensen van de natuur in. We ervaren inmiddels met regelmaat wat daarvan komt.

  3. Gert schreef:

    Mooi verhaal René. Voor het eerst dat ik je blog bezoek.

Laat een reactie achter op EXTRA (René) Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

Klik hier om een eigen avatar toe te voegen.